KET-les Timemanagement 1 Op tijd

Casusbeschrijving

In een les aan een groep van 9 laagopgeleiden wordt hard gewerkt. De docent houdt de planning die ze voor deze les heeft gemaakt nauwkeurig in de gaten. Ze kondigt steeds aan wat ze in de les gaan doen en wanneer het weer tijd is om naar het volgende onderdeel te gaan. Ook verwacht de docent duidelijk dat cursisten op tijd aanwezig zijn, zowel aan het begin van de les, als na de pauze. Hieronder volgt een globaal overzicht van de les, waarin door de docent op het timemanagement wordt gefocust.

Lesfragment

8.45
De docent is aanwezig in het lokaal en heeft het programma voor de les op het bord geschreven.
De cursisten druppelen langzaam binnen. De docent begroet de cursisten die binnen komen en ze maken een praatje.

8.55
De cursisten zitten klaar, sommige zijn nog even bezig met de huiswerkopdrachten van de vorige les.

9.00
D: “Het is negen uur. Ik doe de deur dicht.”
De groep bespreekt de datum en de docent schrijft deze op het bord. Daarna wijst de docent even naar het programma dat voor vandaag op het bord staat geschreven. Dan vraagt ze naar de schrijf-toets die de klas gisteren bij de andere docent heeft gemaakt en gaan ze het huiswerk nakijken.

9.07
Er komt nog een cursist binnen.
C: “Goedemorgen.”
D: “Goedemorgen. Je bent een beetje laat. C, wil je een beetje op de tijd letten?”
De cursist gaat zitten en de groep gaat verder met het nakijken van het huiswerk.

9.22
Het huiswerk is besproken en ze gaan door naar de volgende opdracht: een stukje grammatica.
D: “Dan gaan we even kijken op bladzijde 38. Deze les gaat over de woorden ‘de’, ‘het’ en ‘een’.”

9.40
D: “Oké, we gaan naar de volgende opdracht.”
Deze opdracht bouwt door op het stukje over de lidwoorden. De docent laat cursisten nu in groepjes spreken. Ze moeten hardop een aantal woorden voorlezen en er samen het lidwoord bij zetten.

9.50
D: “We gaan nog één opdracht doen en daarna gaan we koffie drinken.”
Voor de pauze doen de cursisten nog een laatste oefening over het lidwoord. De cursisten zoeken de lidwoorden op in het woordenboek.

10.00
D: “Het is 10 uur. Tijd voor koffie. 20 minuten.”

10.20
Een deel van de cursisten komt het lokaal weer binnen.
D: “Aha, de mannen zijn terug. Waar zijn de vrouwen?”
C: “De vrouwen eten, praten.”
D: “Maar jullie zijn prima op tijd terug. Dan kunnen jullie vast verder gaan.”
De docent legt de mannelijke cursisten uit dat ze aan de slag kunnen gaan met opdracht 50 waarbij ze gaan werken met het woordenboek.

10.24
De vrouwelijke cursisten komen nu het lokaal binnenlopen. De docent besteedt hier even geen aandacht aan en gaat verder met de uitleg aan de mannelijke cursisten.

10.27
D: “Beste dames, wij waren alvast begonnen. De mannen zeiden: de dames praten. Wat moet je doen: oefening 50. Je mag daarna verder gaan met opdracht 51. Je mag het woordenboek gebruiken. We gaan nog werken tot 11 uur. En daarna gaan we nog een half uur werken met de computer.”

10.49
Na de opdrachten met het woordenboek, gaan ze nog even door naar een woordenschatopdracht over verschillende kleuren. Dit is een spreekopdracht die ze klassikaal doen.
D: “Oké. We gaan naar de kleuren. Op bladzijde 41.”
De docent wijst naar het woordenboek en zegt: “Leg die maar even weg hoor.”

11.00
D: “Het is 11 uur. Even kijken voor het huiswerk. Het mapje is bijna uit. Het huiswerk is opdracht 53 en 54, kijk maar even mee.”
De docent leest de opdracht hardop voor en vraagt aan een cursist wat ze dus moeten doen. De cursist vertelt wat ze moeten doen.
D: “Is het huiswerk voor iedereen duidelijk?”
Als het huiswerk duidelijk is, gaan ze door naar het laatste onderdeel van de les. De cursisten gaan aan het werk achter de computer en de docent loopt rond om te helpen.
De docent geeft in dit laatste half uur individuele aanwijzingen aan de cursisten. Er is geen centrale afsluiting van de les. Als ze klaar zijn en het is rond half twaalf, sluiten de cursisten af en gaan ze weg.

Reflectievragen - Timemanagement 

De docent hanteert een optimaal tempo in de les dat aansluit bij de spanningsboog van cursisten.

Over dit fragment:

  1. De docent gaat bewust om met de beschikbare tijd. Hoe doet de docent dat en waar zie je dat terugkomen in het fragment?
  2. De docent markeert de lesovergangen duidelijk. Wat is het effect van het duidelijk markeren van overgangen?
  3. Is het tempo steeds optimaal in deze klassikale les? Wanneer wel of niet, en hoe zie je dat?

Je eigen lespraktijk:

  1. Hoe markeer je in je eigen lessen overgangen tussen de verschillende lesonderdelen?
  2. Hoe ziet de tijdsplanning en het lesverloop van je eigen lessen eruit? Hoe gedetailleerd is je planning? Maak je de planning van tevoren bekend aan je cursisten? Waarom wel of niet?
  3. Kom je normaal gesproken uit met de planning die je van tevoren in gedachten had? Kom je eerder tijd te kort of heb je juist tijd over aan het eind van de les? Waar komt dat door, denk je?
  4. Wat doe je als je programma niet uitkomt zoals gepland? Op welk moment besluit je iets te veranderen?

 

Je kunt dit fragment ook nog bekijken vanuit het didactisch aspect Werkklimaat.