KET-les Didactiek lezen 3 Vacatures

Casusbeschrijving

Dit fragment komt uit een les aan een groep van 13 laagopgeleiden. De groep is voor de pauze bezig geweest met verschillende woordenschatopdrachten en ze hebben ook het huiswerk van de vorige les besproken. In het gedeelte na de pauze gaat de groep door met de woordenschat en besteden ze daarnaast aandacht aan een leesopdracht. De leesopdracht bestaat uit een blad met diverse vacatures. De cursisten moeten de vacatures bekijken en daarbij enkele meerkeuzevragen beantwoorden. De docent bespreekt eerst klassikaal een paar aspecten van de opdracht, laat de cursisten dan zelf de opdracht maken en bespreekt ten slotte klassikaal wat de antwoorden zijn en hoe ze die hadden kunnen vinden. In de nabespreking blijkt dat cursisten vooral op hun eigen kennis afgaan en soms niet in de tekst kijken wat er staat.  

Lesfragment

De docent leest de opdracht voor. Zij heeft een blad met vacatures die de cursisten moeten bekijken en bijbehorende multiple choice-vragen die zij moeten beantwoorden.
D: “We gaan kijken naar de vacatures. Laten we kijken naar vacature A, wat voor werk kun je daar doen?”
De docent controleert de kennis van de betekenis van de woorden.
Een cursist weet niet wat een ‘procesoperator’ is en probeert te vertalen: “Is dat een engineer?”
De docent weet het niet precies, maar zegt dat zij wel denkt dat het zoiets is. Een cursist geeft aanvullende informatie. De docent knikt bevestigend.
D: “Nu gaan we kijken naar vacature B. Wat wordt daar gezocht?”
Verschillende cursisten: “Schoonmakers.”
De docent legt uit dat ze bij de vacatures de vragen moeten gaan beantwoorden.
D: “Dus lees eerst heel goed de vacatures. Begrijpt iedereen dat?”
Een enkele cursist begrijpt het nog niet. De docent loopt naar die cursist voor extra uitleg, de rest van de groep gaat aan de slag met de opdracht. De docent gaat naar de cursist die het niet begreep, geeft per stapje instructie en leidt hem door de stappen heen.
D: “In welke vacature vind je iets over werktijden? In de eerste vacature?”
De cursist leest en concludeert: “Nee.”
D: “Nee, hè? En in de tweede vacature?”
De docent leidt de cursist door de eerste vraag. Als die vraag beantwoord is, gaat de docent bij deze cursist weg en kijkt ze of de andere cursisten het snappen. Ondertussen zijn er ook cursisten die elkaar helpen. De docent loopt rond terwijl de cursisten aan het werk zijn.
De docent kijkt naar de antwoorden van een cursist en zegt: “Je moet niet invullen wat je dénkt, maar wat er in de vacatures staat.”
De docent kijkt naar antwoorden van een nieuwe cursist en geeft aanwijzingen. “Je moet nog even goed kijken naar de vacatures bij vraag 3 en 4.”
Een cursist vraagt de docent om hulp.
D: “Je mag het ook samen doen hoor.”
Sommige cursisten beginnen samen na te kijken of vragen hulp aan weer andere cursisten. De docent loopt rond en kijkt antwoorden na. Na een tijdje gaat de docent plenair nakijken. Een cursist geeft een goed antwoord.
D: “Kun je vertellen waarom je dat antwoord geeft?”
De cursist legt uit waarom, maar niet aan de hand van de tekst.
D: “Maar het moet in de tekst staan. Je moet niet zelf bedenken hoe het zit, maar je moet echt zoeken in de tekst.”
De docent leest de plek voor waar het antwoord te vinden is.
D: “Begrijpt iedereen dat? Het moet er echt staan.”
Een cursist leest de vraag voor en geeft antwoord A.
D: “Waarom heb je gekozen voor A? Staat dat in de tekst bij A?”
De cursist vertelt dat dat soms zo is.
D: “Ja, dat kan je bedenken, maar staat dat er echt? Kan je dat vinden?”
C2 leest een stuk voor als antwoord op de vraag waar het staat.
D: “Maar staat daar dat je goed moet kunnen samenwerken?”
De docent leest een stuk tekst voor waarin ‘teamgericht’ voorkomt. Ze legt uit dat een team moet kunnen samenwerken en dat daar dus het antwoord in staat en waarom.
D: “Volgende” en geeft weer een beurt.
De betreffende cursist geeft een verkeerd antwoord. De docent probeert de cursisten te leiden tot beter kijken en preciezer informatie zoeken. Een taalvaardige cursist begint van alles te noemen, zonder goed naar de vraag van de docent geluisterd te hebben.
D: “Je moet goed luisteren, niet zomaar wat roepen!”
Ten slotte geeft een andere cursist uiteindelijk het goede antwoord.
D: “Ziet iedereen dat? In vacature C staan zelfs helemaal geen tijden genoemd, dus het is echt vacature A.”
D: “Volgende” en geeft weer een beurt.
De cursist antwoordt en de docent vraagt waarom hij dat antwoord gekozen heeft. De docent gaat stap voor stap kijken waar de antwoorden te vinden zijn.
D: “Lieve mensen, hoe vonden jullie dit?”
Verschillende cursisten: “Moeilijk, maar goed. Niet altijd makkelijk om te lezen.”
C: “Je moet heel goed lezen.”
D: “Precies, je moet heel precies lezen en dat gaan we oefenen.”
C: “Ja, één of twee keer per week oefenen.”
De docent vertelt dat ze zag dat mensen hun krant met vacatures soms niet opensloegen. Een cursist biedt zijn excuus aan.
De docent vindt het helemaal niet erg en zegt: “Daar leer je van, daar zijn we hier voor.”

Reflectievragen - Didactiek lezen

De docent zorgt ervoor dat de cursisten oefenen met verschillende leesteksten en leesdoelen door verschillende leesstrategieën en leesdoelen te behandelen.

Over dit fragment:

  1. Je kunt lezen met verschillende doelen. De docent legt uit dat ze bij de vacatures de vragen moeten beantwoorden en dat ze dus eerst de vacatures heel goed moet lezen. Welk leesdoel heeft de docent voor ogen? Past dit bij de tekstsoort ‘vacatures’?
  2. Een mogelijk leesdoel is het zoeken naar gerichte informatie. Hoe krijg je het zo dat cursisten gericht informatie gaan zoeken in de teksten en niet alles gaan lezen of helemaal niet eens in de tekst kijken voor het beantwoorden van vragen?
  3. Wat zijn leesstrategieën? Welke leesstrategieën zijn nodig bij het lezen van vacatures?

Je eigen lespraktijk:

  1. Vaak worden de leesoefeningen in een leergang als huiswerk opgegeven. Wat zijn de voordelen? Wat de nadelen? Werk je zelf in je klas aan leesvaardigheid?
  2. Besteed je aandacht aan leesstrategieën? Vind je dat zinvol voor ieder type lezer? Waarom wel/niet?
  3. Besteed je / besteedt je leergang aandacht aan verschillende leesdoelen? Welke?
  4. Hoe zou je een les rond het lezen van vacatures aanpakken?