KET-les Intercultureel klimaat 7 Rollenspel

Casusbeschrijving

Dit fragment komt uit een les aan 14 laagopgeleiden. De groep krijgt les van twee docenten: voor de pauze krijgen de cursisten van de ene docent een les stemexpressie, na de pauze werken de cursisten onder begeleiding van een andere docent individueel aan verschillende opdrachten. Dit fragment komt uit het gedeelte voor de pauze. Er wordt gewerkt met rollenspellen. In de les van vandaag komen diverse rollenspellen door elkaar aan bod: bij de huisarts, op de school van je kind, ruilen van een kledingstuk in een winkel. Met dit lesonderdeel is de groep ongeveer drie kwartier bezig.

Lesfragmenten

1.
Vooruitblik
D: “C, weet jij nog dat je de vorige keer werkte bij het station? En dat je bij de kassa zat en dat mensen bij jou een kaartje moesten kopen? Dat gaan we weer doen. Ik heb een heleboel kaartjes, sommige gaan over de school of over bij de dokter. Je gaat praten, vooral duidelijk praten en ook doorpraten totdat je elkaar begrijpt.”
De docent geeft aan cursist 1 een kaartje met zinnen voor de rol van patiënt en aan cursist 2 een ander kaartje met zinnen die de huisarts kan zeggen. De docent legt cursist 1 nog een keer extra uit wat ze moet doen. Daarna geeft de docent aan cursist 2 nog wat extra uitleg.
Uitvoering
De cursisten beginnen op een nogal chaotische manier. De docent grijpt in en zegt: “C₁, wat wil je vragen?”
Cursist 1 blijkt de zin op het kaartje vergeten te zijn. De docent zegt de zin nog even voor. De cursisten voeren het gesprek verder uit. Cursist 2 wil een bepaalde therapie voorschrijven, maar komt niet op de naam. De docent helpt: “Fysiotherapie.”
Terugblik
De cursisten gaan na de oefening weer zitten. De docent zegt tegen cursist 1 die patiënt speelde: “Wat heeft de dokter tegen je gezegd?” De cursist begint te vertellen wat haar eigen dokter gezegd heeft. Cursist 2 helpt in het Turks. De docent stimuleert dit gebruik van de eigen taal. Cursist 1 snapt nu dat ze moet navertellen wat er in het rollenspel gebeurde en begint vervolgens te vertellen.
De docent vraagt andere cursisten  om een schrift te pakken. De docent en cursisten gaan samen de nieuwe woorden opschrijven.
D: “Fysiotherapie. Het is een moeilijk woord om te schrijven, dus je hoeft het niet helemaal goed te schrijven, maar als de dokter het tegen je zegt, is het wel handig als je het begrijpt.” De cursisten schrijven het woord op en de docent loopt rond.
D: “Als je naar de arts gaat en je krijgt medicijnen, dat schrijft hij een…?”
CC: “Recept”
D: “Schrijf maar op”
De docent herhaalt de twee woorden die opgeschreven zijn en controleert of de betekenis van fysiotherapie bekend is. Een cursist kent het, zij heeft zelf fysiotherapie.
De docent schrijft de woorden op het bord.

2.
De docent geeft een nieuw rollenspelkaartje aan een cursist. De docent vraagt of de cursist begrijpt wat erop staat. De docent laat een andere cursist helpen bij het begrijpen van het kaartje. Intussen geeft de docent een andere cursist ook een kaartje. Het rollenspel betreft een tienminutengesprek van een moeder met een leerkracht op school.
De cursisten beginnen met het rollenspel. De docent stimuleert de cursisten het gewoon te proberen: “Als het niet lukt, kunnen de anderen wel helpen.”
De cursist met de rol van docent begint iets te vertellen over het probleem met haar dochter. De andere cursist met de rol van de moeder zegt dat ze het niet begrijpt, want dat de dochter thuis heel rustig is.
De docent grijpt na een tijdje in: “Misschien kun je vertellen wat jij thuis doet waardoor jouw dochter rustig is thuis.”
De overige cursisten luisteren naar het rollenspel, maar niet allemaal.
De docent grijpt weer in: “Misschien kun je iets vertellen over of je straf geeft.”
Andere cursisten zijn niet allemaal meer betrokken bij het rollenspel. Een andere cursist die toekijkt vraagt aandacht van de docent. De docent geeft beurt aan deze cursist: “Wat wil je zeggen?” Deze cursist probeert vervolgens uit te leggen waardoor zij denkt dat de moeilijkheden met de dochter misschien voortkomen. De docent helpt de cursist bij het formuleren. Een andere cursist uit de kring met toeschouwers gaat tegen de docent praten over wat de mensen in het rollenspel eigenlijk moeten doen. De docent legt uit dat je in zo’n gesprek eigenlijk samen moet kijken waar het probleem door komt.
Ondertussen praat de cursist met de rol van moeder nog even in haar eigen taal tegen de rest van de kring. De docent geeft de cursisten van het rollenspel de aanwijzing verder te gaan.
De docent corrigeert voor de hele groep de uitspraak van UI in ´huilen´ en legt uit dat de uitspraak meer naar voren in de mond zit. De docent laat een cursist die er moeite mee heeft verschillende woorden met UI nazeggen.
Het rollenspel is afgelopen
De docent complimenteert een cursist met het gebruik van een moeilijk woord.

Reflectievragen - Intercultureel klimaat

De docent houdt in de lessen rekening met de culturele achtergrond van de cursisten en hij houdt rekening met het gegeven dat voor correct gebruik van de (Nederlandse) taal  ook kennis van de cultuur nodig is.

Over dit fragment:

  1. In hoeverre houdt de docent in fragment 2 (het rollenspel van het tienminutengesprek) rekening met de culturele achtergrond van de cursisten? Waaruit blijkt dat de docent hier juist wel of geen rekening mee houdt?
  2. Op welke punten geven de bovenstaande fragmenten aanknopingspunten om aandacht te besteden aan interculturele aspecten? Hoe zou je daar aandacht aan besteden?

Je eigen lespraktijk:

  1. Gebruik jij de werkvorm rollenspel wel eens om aandacht te besteden aan interculturele aspecten? Wanneer wel of niet en wat zijn je overwegingen daarbij?
  2. Op welke manier besteed jij aandacht aan culturele aspecten bij onderwerpen zoals de huisarts of een tienminutengesprek?

 

Je kunt dit fragment ook nog bekijken vanuit het didactisch aspect Taalstimulering.