KET-les Werkklimaat 5 Veilige plek

Casusbeschrijving

In dit fragment kijken we naar een les aan een ex-alfabetiseringsgroep. De docent werkt met een leergang en sluit in de les op diverse punten aan op de ervaringen van cursisten. De docent heeft in deze les veel aandacht voor het werkklimaat.

Lesfragment

De cursisten druppelen vóór negen uur het lokaal binnen. De docent neemt ondertussen de presentielijst door.
Om negen uur zegt de docent: “Willen jullie je tassen even van tafel halen. Dat ziet er wat gezelliger uit.”
Daarna beginnen ze de les met een activerende werkvorm in de kring. Een cursist die nog wat later binnenkomt, wordt door de docent welkom geheten.
D: “Kom erbij in de kring. We zijn gaan staan, kom erbij.”

Na de oefening in de kring gaan alle cursisten weer naar hun stoel. De laatkomer wijst een nieuwe cursist erop dat deze nieuweling op ‘haar stoel’ zit.
De docent reageert: “Heb jij betaald voor die stoel?”
C: “Ik wil goed concentreren. 1 week proberen. Proberen.”
C: “Thuis ook hoor, vaste plek.”
D: “In alle groepen zitten mensen altijd op dezelfde plek, hoe kan dat toch?”
C: “Nieuwe cursist zit op mijn plaats, maar ik 1 week proberen andere plaats.”
D: “Vandaag zijn we allemaal in de war, want er zijn nieuwe vrouwen bij en we zijn gewend om op 1 stoel te zitten, maar we proberen het gewoon op een andere plaats.”

Nu iedereen op een plaats zit, gaan ze aan de slag met een opdracht uit het boek.
D: “Wil je even je boek pakken? Ik zie jouw boek nog niet. Is dat jouw woordenboek? Staat jouw naam erin? Schrijf even je naam erin. Iedereen pakt het boek op bladzijde 42.”
Ze gaan aan het werk, ondertussen spreekt de docent de cursisten een aantal keer aan op regels.

D: “C₁, wil je je telefoon even weg doen? Doe maar even uit en zacht.”
C: “Deze telefoon is nieuw. Weet niet hoe.”

Bij de bespreking van een oefening geeft de docent een cursist de beurt. Dan:
D: “C₁ roept het al, maar eigenlijk vroeg ik het aan C₂”
De docent zegt tussendoor tegen andere cursist: “Doe even je telefoon weg.”

Er gaat een telefoon over. De cursist neemt de telefoon op en loopt naar buiten.

De cursisten hebben een discussie in het Turks.
Een andere cursist: “Nederlands!”

Na de pauze wil de docent weer verder gaan met de les.
D: “Dames, we gaan verder. Foto’s graag even in de tassen opbergen.”
Een cursist zoekt nog even iets op.
D: “Wat zoek je op?”
De cursist noemt een woord.
D: “Oh, C₂ weet dat! Leg het even uit, C₂!”
De cursisten leggen het elkaar uit, ook in het Turks.

D: “Oké, dan gaan we weer verder. Wat gaat we doen? Ik wil nog even verder met het boek werken en we gaan nog een schrijfopdracht doen.”
D: “Maar voor we dat gaan doen, nog iets anders. Ik heb iets gezien en ik vind dat het eigenlijk niet klopt.”
C₁: “De koffie en thee?”
D: “Kijk even naar elkaar. Wat klopt er niet?”
C₂: “Een cursist is weg?”
D: “Kijk even.”
C₃: “Turks, Marokkaans”
D: “Hier een deel Turks en daar een deel Marokkaans. Ik wil jullie voor de rest van de les niet in twee groepen hebben. Het klopt niet. Ik ga jullie mengen. Ik hoop dat jullie het met me eens zijn dat jullie mengen.”
Een cursist wil het graag anders: “Als ik niet begrijp, dan ik vragen aan buurvrouw.”
D: “Ik begrijp het. In deze les hebben jullie een hoog niveau, maar ik wil toch graag mengen, ik wil vragen om soms te ruilen van plek.”
D:” C₁, wil je ruilen met C₂?”

Nadat de klassenopstelling is gewisseld gaan ze weer verder met de les. Ze beginnen met een opdracht uit het boek. Tijdens het nabespreken van een oefening, wijst de docent nog een keer op de telefoons: “Dames, de telefoons, aub, zet ze op stil.”

Na het werken uit het boek, sluit de groep de les af met een schrijfopdracht.
D: “We gaan het boek dichtdoen. Een andere keer doen we oefening 12. Het boek mag ook in de tas. Willen jullie je schrift opendoen?”
D: “Waar is je schrift? Heb je geen schrift?”

Rond tien voor twaalf gaat er nog een telefoon af.
C: “Ik moet weg, mijn man.”

De docent sluit de les om twaalf uur af: “We gaan nu opruimen. Bewaar je papieren met je woorden. Het papier neem je weer mee voor Maria [andere docent]. Ik zal Maria vragen om de woorden nog even te bekijken.”

Reflectievragen - Werkklimaat

De docent zorgt voor een veilig klimaat in de les.

Over dit fragment:

  1. Hoe creëert deze docent een veilig respectvol werkklimaat? Op welke punten in het fragment komt dit naar voren?

Je eigen lespraktijk:

  1. De docent kaart op twee momenten in de les de klassenopstelling aan. Hoe zijn jouw eigen klassen ingedeeld? Zorg je bewust voor een bepaalde indeling? Waarom wel/niet?
  2. De docent spreekt de cursisten op verschillende momenten aan op hun telefoons. Hoe ga je in je eigen lessen om met telefoons? Welke richtlijnen hanteren jij en je collega’s? Wat is er nodig om echt te zorgen dat cursisten de richtlijn volgen?