KET-les Werkvormen 3 Afval

Casusbeschrijving

In een ex-alfabetiseringsklas wordt in deze les gewerkt rondom het thema afval scheiden. De cursisten werken hiervoor aan verschillende opdrachten, die onderling duidelijk samenhangen. De docent introduceert het onderwerp, doet met de cursisten een opdracht in een activerende werkvorm, de cursisten gaan aan de slag met portfolio-opdrachten en ze bekijken een film over het afval scheiden. Voordat ze aan deze opdrachten rondom afval scheiden beginnen, komen ze terug op enkele onderwerpen en opdrachten van de vorige les. Hieronder volgt een lesfragment.

Lesfragment

9.00
De docent begint de les klassikaal met een introductie van het programma en het bespreken van het weer. Tijdens het bespreken van het weer worden enkele woorden en werkwoordstijden uit de vorige les herhaald. (Het sneeuwt – het heeft gesneeuwd). De docent en cursisten bespreken samen welke vormen van toepassing zijn op het weer van vandaag.

9.10
Daarna wordt het huiswerk besproken. De cursisten vergelijken en bespreken eerst samen hun antwoorden, terwijl de docent rondloopt en bij de verschillende tafels meekijkt. Aan het eind neemt de docent de les centraal en loopt de huiswerkopdracht langs. Bij een aantal antwoorden blijft zij langer stilstaan en vraagt door hoe de cursisten aan de antwoorden zijn gekomen.

9.20
Naar aanleiding van de laatste huiswerkopdracht lezen de docent en de cursisten een aantal zinnen. De cursisten lezen om de beurt een zin. De docent let op de uitspraak en de zinsintonatie. Zij geeft verschillende cursisten een compliment: “Heel goed, ook het vraagteken goed gelezen.”

9.30
Na het huiswerk te hebben besproken, gaan ze door met een spreek- en schrijfopdracht op basis van een stukje uit het nieuws. De docent heeft hiervoor een aantal kranten meegenomen. Met de groep kijken ze naar een foto uit de krant. In groepjes bespreken de cursisten wat er bij de foto zou kunnen horen en schrijven ze daar een paar zinnen bij op. De docent loopt rond en controleert onder andere de spelling. Aan het eind bespreken ze klassikaal wat de cursisten hebben opgeschreven.

9.50
Ze gaan door naar het nieuwe thema. Om te beginnen praten de docent en de cursisten klassikaal over het milieu en over afval scheiden. De docent schrijft hiervoor ook een aantal woorden op het bord.

10.00
Daarna gaan de cursisten in groepjes aan het werk met een leesopdracht over een afvalkalender, en heeft de docent voor de pauze tot slot nog een activerende werkvorm, waarbij de cursisten met z’n allen verschillend afval moeten verdelen. De docent heeft hiervoor een vuilniszak vol verschillend afval meegenomen en op een tafel in het midden van het lokaal enkele bladen met woorden van soorten afval neergelegd. Iedere cursist krijgt twee stuks afval. De docent vraagt: “Waar gooi je dit?” en de cursisten moeten hun afval op het juiste blad leggen (plastic/papier/glas). Uiteindelijk staan ze met z’n allen om de bladen heen en bespreken of het afval goed ligt.

10.45
Na de pauze bespreken ze kort wat ze tot nu toe hebben gedaan. De cursisten werken nog even verder aan de opdrachten over afval uit het boek, die ze vervolgens klassikaal bespreken.

11.15
De laatste drie kwartier van de les gaan de cursisten zelfstandig aan het werk achter de computer. Sommige cursisten gaan een film kijken over afval, met bijbehorende opdrachten, andere cursisten gaan oefenen met het portfolio en kijken ook daar naar de opdrachten over afval. De docent loopt rond en helpt cursisten waar nodig. Zo werken de cursisten door tot het eind van de les.

Reflectievragen - Werkvormen 

De docent gebruikt diverse werkvormen.

Bij dit fragment:

  1. Bekijk de verschillende werkvormen die in deze les zijn gebruikt. In hoeverre zijn de werk- en oefenvormen gevarieerd, afwisselend en activerend? Kun je aangeven hoe bepaalde oefeningen bij  lesdoelen passen? Denk bijvoorbeeld aan de passendheid bij het lesdoel, de praktische inzetbaarheid, het inspelen op leerstijlen van cursisten, de variatie in vaardigheden, het aanbrengen van een ‘luchtig’ intermezzo.
  2. Bekijk het gedeelte van de les waarin het huiswerk wordt nabesproken. Zie je voor- of nadelen van deze manier van nabespreken?

Je eigen lespraktijk:

  1. Welke werkvormen hanteer je zelf? Doe je ook wel eens een ‘hands on’ opdracht zoals rond het afval scheiden? Waarom wel/niet?
  2. Hoe is de afwisseling en variatie in werkvormen in je eigen lessen? In hoeverre houd je hier rekening mee bij het voorbereiden van een les? Wat vind je daarbij belangrijk? Denk bijvoorbeeld aan de passendheid bij je lesdoel, de praktische inzetbaarheid, het inspelen op leerstijlen van cursisten, de variatie in vaardigheden, het aanbrengen van een ‘luchtig’ intermezzo.  Hanteer je voor jezelf nog andere criteria?

 

Je kunt dit fragment ook nog bekijken vanuit het didactisch aspect Sturing.